
Hans Baaij is binnenkort AOW-gerechtigd. Dat bevalt hem maar niets, en hij legt kort en krachtig uit waarom niet.
Binnenkort word ik 66 jaar en 3 maanden, en heb ik tot mijn weerzin recht op AOW. Wat me tegenstaat is dat die uitkering bekostigd moet worden door mensen die waarschijnlijk minder geld hebben dan ikzelf. En anders dan veel leeftijdgenoten zie ik AOW niet als een ‘recht’ dat ik heb opgebouwd omdat ik de afgelopen veertig jaar AOW-premie voor anderen heb betaald.
De AOW kost momenteel circa 37 miljard per jaar. Om dat geld op te brengen, krijgen alle werkenden een forse heffing van circa 18 procent over het inkomen tot 35.000 euro: de AOW wordt in de laagste schijven van de inkomstenbelasting geheven. Zodoende dragen werkenden met de laagste inkomens verhoudingsgewijs het meeste bij.
Naar mijn idee is het ridicuul dat een veertiger die in de zorg werkt en 25.000 euro verdient, nog zeker 25 jaar meebetaalt aan de AOW van ouderen met een afbetaald huis van een half miljoen en een inkomen boven de 45.000 euro. De vuilnisman draagt bij aan de AOW van de gepensioneerde gezagvoerder van de KLM, de politieagent aan die van de succesvolle advocaat die met wat commissariaten jaarlijks nog een tonnetje bijeen harkt.
Mijn ergernis hierover werd alleen maar groter toen een kennis zijn eerste drie maanden AOW spendeerde aan een champagnefeestje, en ik Gooise kakkers met AOW een appartementje voor hun (klein)kinderen in hartje Amsterdam zag scoren. Veel ouderen kunnen makkelijk zonder AOW; er is zelfs een groep die er amper iets van zou merken als ze geen AOW meer kregen. Dat deze rijken en rijkeren AOW krijgen, staat wel erg ver af van de oorsprong van deze uitkering: een oudedagsvoorziening ter bestrijding van armoede onder ouderen.